Inhoudsopgave:
- Heupdysplasie
- Wat zijn de oorzaken van heupdysplasie?
- Wat zijn de symptomen?
- Hoe wordt de diagnose gesteld?
- Hoe wordt heupdysplasie behandeld?
- Aan wie kan ik vragen?
- Hoe worden de kosten gedekt?

Video: Heupdysplasie

2023 Auteur: Wallace Forman | [email protected]. Laatst gewijzigd: 2023-05-24 12:25
Heupdysplasie
Heupdysplasie (heupdysplasie, dysplasia coxae congenita, congenitale heupdislocatie) is een veel voorkomende aangeboren afwijking van het heupgewricht. De gewrichtskoker is te klein of niet diep genoeg. Tot vier procent van alle pasgeborenen wordt getroffen. In uitgesproken gevallen kan de heupkop gedeeltelijk of volledig uit de heupkom glijden. In deze gevallen spreekt men van subluxatie of ontwrichting van het heupgewricht.
navigatie
- Lees verder
- meer over het onderwerp
- Advies, downloads & tools
- Wat zijn de oorzaken van heupdysplasie?
- ">Wat zijn de symptomen?
">
- Hoe wordt de diagnose gesteld?
- Hoe wordt heupdysplasie behandeld?
- Aan wie kan ik vragen?
- Hoe worden de kosten gedekt?
">
Wat zijn de oorzaken van heupdysplasie?
Heupdysplasie is een van de meest voorkomende aangeboren afwijkingen. Dit is meestal een storing van de heup, meer bepaald de ossificatie van het acetabulum. De gewrichtskoker is te klein en daardoor is de heupkop onvoldoende bedekt. Vervolgens kan een zogenaamde heupdislocatie ontstaan.
- Heupdysplasie: het acetabulum is nog niet voldoende ontwikkeld.
- Heupgewrichtsdislocatie: het hoofd van het heupgewricht glijdt uit de kom.
Als de heupkop de kom gedeeltelijk verlaat, wordt dit subluxatie genoemd, als deze volledig naar buiten glijdt, wordt dit dislocatie genoemd. Deze dislocatie wordt enerzijds bevorderd door de dysplasie en anderzijds door de gelijktijdige verkeerde plaatsing van de femurhals
De ontwikkeling van heupdysplasie kan worden bevorderd door verschillende risicofactoren. Heupdysplasie komt even vaak voor bij beide geslachten, maar heupdislocatie komt vijf tot zeven keer vaker voor bij meisjes dan bij jongens. Mogelijke oorzaken zijn onder meer plaatsgebrek in de baarmoeder. Tweelingen, premature baby's en kinderen na een keizersnede of na een geboorte vanuit stuitligging worden vaker getroffen. Verder spelen hormonale factoren een rol tijdens de zwangerschap en erfelijke aanleg.
Heupdysplasie is een aangeboren afwijking en kan daarom niet worden voorkomen. De kans dat de dysplasie zich ontwikkelt tot een dislocatie kan echter worden verkleind. Voortijdige extensieposities in het heupgewricht zijn bijzonder ongunstig. Om volwassen te worden, moet het mogelijk zijn om het heupgewricht in de flexiepositie te houden die de baby onder normale omstandigheden in de baarmoeder aannam. Daarom wordt aanbevolen dat de baby
- te dragen in een draagdoek,
- om te wikkelen zodat zijn heupgewricht wordt gebogen,
- niet te vroeg en te vaak in buikligging liggen.
Wat zijn de symptomen?
De heupdysplasie zelf veroorzaakt meestal geen merkbare symptomen bij pasgeborenen. Als de misvorming echter niet tijdig wordt herkend en behandeld, kan een heupdislocatie optreden. De kinderen kunnen het aangedane been dan niet voldoende naar één kant spreiden. Verdere indicaties kunnen zijn: vertraagd lopen, lastafhankelijke pijn in de lies of heup en hinken aan één of beide zijden. Op de lange termijn kan heupartrose (coxartrose) ontstaan op volwassen leeftijd, omdat de gewichtsoverdracht van de dij naar het bekken ongunstig wordt verdeeld door het te kleine of volledig ontbrekende heupgewricht en dit leidt tot vroegtijdige slijtage van het heupgewricht.
Ouders kunnen heupdysplasie herkennen aan de volgende uiterlijke tekenen:
- De beentjes van de baby hebben verschillende lengtes.
- De benen kunnen niet gelijkmatig worden verdeeld.
- De gluteale plooien zijn op verschillende hoogtes.
dat de beentjes van de baby verschillende lengtes hebben, niet gelijkmatig kunnen worden gespreid, of dat de bilplooien zich op verschillende hoogtes bevinden. Deze symptomen verschijnen echter meestal alleen als de dislocatie al aanwezig is. In het geval van bilaterale dislocatie is er geen asymmetrie, maar bij deze kinderen is er een compenserende toename van de vorming van een holle rug.
Hoe wordt de diagnose gesteld?
Het heupgewricht van het kind kan pas rijpen tot het einde van het tweede levensjaar. Een juiste en vroege diagnose is de belangrijkste voorwaarde voor een succesvolle behandeling. De kinderarts kan slechts een deel van de heupgewrichtsaandoeningen vaststellen door middel van lichamelijk onderzoek op basis van de genoemde uiterlijke tekenen. Een bijzonder onderzoek is het zogenaamde Ortolani-teken. Dit is een klikgeluid dat optreedt in de eerste paar weken van het leven wanneer de heupkop door druk en uitzetting uit de kom kan worden bewogen. De diagnostische standaard is het echografisch onderzoek van de heup. Het is niet stressvol en pijnloos voor baby's. De relatie tussen de heupkop en het acetabulum wordt beoordeeld en gemeten.
Bij de moeder-kindpas wordt in de eerste levensweek de eerste heupecho gemaakt. Dit gebeurt meestal in het ziekenhuis. Na een thuisbevalling kunnen de ouders voor dit onderzoek terecht bij de kinderarts of een orthopedisch chirurg. De tweede echo van de heup wordt gedaan op de leeftijd van zes tot acht weken. Als de bevindingen abnormaal zijn of tijdens de therapie, moeten regelmatig controles worden uitgevoerd.
Met toenemende ossificatie van de heupkop en heupkom, neemt de betekenis van de echografie af, omdat de echogolven niet door botten kunnen dringen. Röntgenonderzoeken hebben daarom de voorkeur vanaf de leeftijd van twee jaar om de voortgang te beoordelen.
Hoe wordt heupdysplasie behandeld?
De therapie moet zo vroeg mogelijk worden gestart om een snelle rijping van het heupgewricht te bereiken. Hierdoor kan de duur van de behandeling kort worden gehouden en kunnen operaties of mogelijke late effecten (bijv. Beperkte mobiliteit, pijn, noodzaak tot heupvervanging) vaak worden vermeden. Afhankelijk van de ernst van de heupdysplasie worden verschillende maatregelen gebruikt. Het doel is om uw benen gebogen en uit elkaar te houden.
- Brede wikkel: dit kan worden gebruikt om een lichte heupdysplasie te behandelen die in de eerste levensweek wordt vastgesteld. Hiervoor wordt een handdoek van ongeveer 15 centimeter breed tussen het lichaam en de kleding gestoken of wordt een extra luier over de eigenlijke luier getrokken.
- Spreidbroek : De spreidbroek (ook wel spalkspalk of braceorthese genoemd) - bestaande uit een schouderband, heupgordel en gewatteerde beenriemen - wordt over kleding gedragen en mag alleen worden verwijderd voor inbakeren en baden. Dit fixeert de benen beter dan bij een brede omslag.
- Pavlik-verband: De Pavlik-teugels bestaan uit een borstband en twee onderbeenbanden en moeten op de juiste wijze en regelmatig worden gecontroleerd door de kinderarts of orthopeed. Ze zorgen ervoor dat de schopbewegingen de heupkop naar de kom duwen.
- Heupgips: wordt gebruikt om in ernstige gevallen te immobiliseren. Het strekt zich meestal uit van de onderste ribboog tot het onderbeen van de baby en heeft een uitsparing in het gebied van de luier.
- Heupoperatie : kan nodig zijn bij zeer uitgesproken heupdysplasie, als alle conservatieve methoden zoals het dragen van een spreidbroek, verband, spalken of gips van Paris niet tot het gewenste succes leiden of de ziekte te laat wordt herkend. Het doel is om de heupkop beter te bedekken zodat de lichaamsbelasting over een groter gebied wordt verdeeld. Sinds de introductie van heup-echografie is het aantal open heupoperaties bij zuigelingen echter aanzienlijk afgenomen. Momenteel zijn het ongeveer 14 per 100.000 pasgeborenen.
- Vermindering van ontwrichte heupen: Bij een ontwrichting moet de heup opnieuw worden aangepast en vervolgens gedurende een bepaalde periode worden gestabiliseerd om te voorkomen dat deze opnieuw ontwricht wordt. Deze stabilisatie vindt plaats met een verband of een gipsverband.
De duur van de behandeling is afhankelijk van de leeftijd van het kind bij aanvang van de therapie en de heupgewrichtssituatie. Vaak is het aantrekken van een spreidbroek voldoende voor drie tot zes maanden. In de meeste gevallen leidt een vroege en individueel op maat gemaakte behandeling tot een volledige rijping van het heupgewricht.
Aan wie kan ik vragen?
Heupdysplasie wordt gediagnosticeerd bij de pasgeborene in het ziekenhuis of door een kinderarts of orthopedisch chirurg. Deze specialisten zijn ook verantwoordelijk voor conservatieve therapie, dwz voor alle niet-chirurgische maatregelen. Operatieve ingrepen worden uitgevoerd in het ziekenhuis.
Hoe worden de kosten gedekt?
Alle noodzakelijke en passende therapieën worden gedekt door de zorgverzekeraars. Kortom, uw arts of de polikliniek verrekenen rechtstreeks met uw zorgverzekeraar. Bij bepaalde zorgverzekeraars moet u mogelijk een eigen risico betalen (BVAEB, SVS, SVS, BVAEB). U kunt echter ook een beroep doen op een arts van uw keuze (dus arts zonder zorgverzekeringscontract) of een privé-polikliniek. Zie Kosten en eigen risico voor meer informatie.
Indien ziekenhuisopname noodzakelijk is vanwege heupdysplasie of dislocatie, worden de ziekenhuiskosten in rekening gebracht. De patiënt moet een dagelijkse bijdrage in de kosten betalen. Verdere behandeling thuis wordt uitgevoerd door de kinderarts of de orthopeed.
Meer informatie vindt u onder Wat kost het ziekenhuisverblijf?